Eeuwen geleden gebruikten artsen een kleurencirkel die allesbehalve artistiek bedoeld was. In de zogeheten urinewielen (onderstaand) werden tinten urine afgebeeld — van bleekgeel tot donkergroen — om ziektes te diagnosticeren. Kleur werd toen al gebruikt als hulpmiddel om de wereld te begrijpen. En eerlijk gezegd: dat is precies wat wij doen bij Nature Journaling en botanisch tekenen. Met kleur probeer je te vangen wat je ziet — een herfstblad, een vogel, een stukje boomschors — en tegelijk te begrijpen waarom het eruitziet zoals het doet.

Kleuren theorie in aquarel: meer dan rood, geel en blauw
Iedereen heeft op de basisschool geleerd dat de primaire kleuren rood, geel en blauw zijn. En dat klopt, maar het is niet het hele verhaal. Er bestaat namelijk nóg een set primaire kleuren: magenta, cyaan en geel. Dat zijn de meest pure vormen van rood, blauw en geel. Magenta is een bijzondere kleur — een soort dieproze — waarmee je niet alleen roze kunt maken, maar ook rood kunt mengen. Dat maakt haar enorm veelzijdig, zeker in aquarel, waar subtiele tintverschillen een groot effect hebben. Hieronder lees je over kleuren, wil je meer weten over soorten aquarel verf? Lees dan deze blogpost: Aquarelverf voor nature journaling en botanisch tekenen.

Warm en koel: het hart van kleuren mengen voor beginners
In veel schema’s worden rood, geel en blauw netjes verdeeld in warme en koele kleuren. Maar wist je dat binnen elke kleur zélf een warme en een koele variant bestaat?
- Een koele geel neigt naar blauw en levert frisse groenen op, terwijl een warme geel naar rood helt en juist levendige oranjes maakt.
- Een koele rood (meer richting blauw) mengt mooi paars, en een warme rood (meer richting geel) juist oranje.
- En bij blauw geldt: een warme blauw, richting rood, geeft rijke paarstinten; een koele blauw, richting geel, mengt juist natuurlijke groenen.
Wie aan botanisch tekenen doet, merkt al snel hoe belangrijkdat is — het verschil tussen een fris voorjaarsblad en een doorleefd herfstblad zit vaak in dat kleine kleurtemperatuurverschil.

Kleuren mengen: ontdek de variatie
Als je eenmaal weet welke kleuren goed mengen, begint het echte plezier. Meng al je gelen eens met één blauwe tint en kijk wat er gebeurt: de ene combinatie levert een sprankelend felgroen op, de andere juist een zachte mosgroen. Datzelfde geldt voor rood en geel (voor oranje), en rood en blauw (voor paars). De exacte tint hangt af van hoe warm of koel je gebruikte kleuren zijn — soms
helder en fel, soms juist zacht en natuurlijk.
Als je buiten tekent, merk je hoeveel groenen er werkelijk bestaan — van koel mosgroen tot warm olijfgroen. Zo leer je niet alleen mengen, maar ook beter kijken naar de natuur zelf.

Secundair, complementair, tertiair
Door twee primaire kleuren te mengen maak je de secundaire kleuren: oranje, paars en groen. En zodra je snapt hoe dat werkt, kun je ook gaan spelen met complementaire kleuren — de kleuren die tegenover elkaar liggen in de cirkel. Een felle groene kun je bijvoorbeeld iets natuurlijker maken door er een piepklein beetje rood aan toe te voegen. Te veel? Dan kom je vanzelf in het gebied van de tertiaire kleuren — mengingen van drie primaire tinten: bruinen en grijzen.

Bruin en grijs: warm of koel
Ook binnen bruin en grijs bestaan warme en koele varianten.
Een roodachtig bruin past prachtig bij kastanjes. Een blauwachtig bruin is ideaal voor een tak of stuk boomschors. Een warm grijs met wat rood of geel voelt vriendelijker. Een koel grijs met wat blauw oogt rustiger en afstandelijker. Die nuance maakt een wereld van verschil in aquarel — zeker als je natuurlijke onderwerpen schildert.

Wit bestaat niet (in aquarel dan)
Om even een open deur in te trappen: bij aquarelverf voeg je geen wit toe. Het wit komt van je papier.
Wil je een lichte kleur, gebruik dan veel water en weinig pigment. Zo laat je het papier doorschijnen. Is het te licht? Nog een laagje. Te geel? Voeg een miniem beetje rood toe. Zo meng je niet alleen kleuren, maar ook toon — van licht naar donker.
Welke verf heb je écht nodig?
Al deze theorie klinkt misschien veel, maar het is juist goed nieuws. Want eigenlijk heb je maar drie kleuren nodig om alles te kunnen mengen: magenta, cyaan en geel. Toch kiezen veel schilders liever voor een zogenoemd Split Primary Palette: een warme en koele variant van elk van die drie kleuren. In mijn eigen palet zitten dus zes basiskleuren — én een magenta erbij, want die is simpelweg te
veelzijdig om weg te laten.
Daarnaast heb ik in mijn split primary ook een paar neutrale kleuren: een warme bruin (burnt sienna), een natuurlijke geel (yellow ochre) en een grijzige blauw (Payne’s grey). Daarmee kan ik kleuren snel wat natuurlijker maken — wat bij nature journaling ontzettend handig is.
Mijn eigen paletten
Afhankelijk van wat ik ga doen, neem ik meer of minder verf mee. In mijn handtas zit altijd een klein schilderpalet — een uitgebreide split primary, want ik kan het niet laten. In mijn nature journaling-tas zit een groter palet. Ik hou ervan om mooie bruinen kant-en-klaar bij me te hebben, zodat ik ze niet altijd hoef te mengen. Groenen meng ik wel graag zelf maar ook daar heb ik een selectie van mee.
En zo heeft iedereen zijn voorkeur. Het belangrijkste is dat je blijft kijken of je palet nog past bij wat je maakt. Verander gerust. Dat is juist de lol ervan — ontdekken, leren, spelen met kleur. Groei, niet alleen in je inhoudelijke journaling vaardigheden, maar ook met je verf en je materiaal.
Dus neem je aquarelverf mee naar buiten en experimenteer. Kleur is een leuke manier om de natuur nog beter te leren kennen.
Meer weten over andere nature journaling materialen? Lees ook:
- een nature journaling kit voor mijn favoriete verf, potloden, pennen en papier
- Aquarelverf voor nature journaling en botanisch tekenen over soorten verf


